Alle nieuwe regelgeving rondom de verhoging van de AOW-leeftijd heeft de toch al ingewikkelde pensioenproblematiek er niet eenvoudiger op gemaakt. Want hoe weet u nu of u na uw pensionering voldoende inkomen heeft om het leven te leven zoals u dat wilt? En wat kunt u doen als dit niet het geval blijkt te zijn?
AOW-leeftijd stijgt opnieuw
De AOW-leeftijd is per 1 januari 2016 weer met drie maanden verhoogd naar 65 jaar en zes maanden. De leeftijd waarop u AOW ontvangt was altijd 65 jaar. Maar het kabinet gaat dit nu in stapjes verhogen naar 67 jaar in 2021. En mogelijk nog hoger.
Pensioenleeftijd
Als u via uw werkgever pensioen opbouwt, heeft deze regeling een pensioenleeftijd. Dit is de leeftijd waarop u het pensioen via uw werkgever ontvangt. De pensioenregeling via uw werkgever houdt rekening met de AOW. Voorheen was dit eenvoudig, de AOW-leeftijd was altijd 65 jaar. Door de verhogingen sluiten AOW- en pensioenleeftijd vaak niet meer op elkaar aan; u heeft dus een ‘AOW-gat’.
Wat kunt u doen?
Het is dus belangrijk om snel te onderzoeken of u met een AOW-gat te maken krijgt. Als dat het geval is, kunt u maatregen nemen om te voorkomen dat u straks met een financieel probleem wordt geconfronteerd. Kijk in uw Uniform Pensioen Overzicht (UPO) wat uw pensioenleeftijd is. Gaat het pensioen via uw werkgever eerder in dan de AOW dan heeft u tijdelijk een lager inkomen. Wat kunt u dan doen?
- U werkt langer door en laat het pensioen via uw werkgever later in gaan. Wilt u het pensioen later in laten gaan? Bespreek dat dan met uw werkgever. Om door te blijven werken is het noodzakelijk dat u met uw werkgever een nieuw contract sluit.
- U zorgt zelf voor een aanvulling en gaat wel op uw 65e met pensioen. Omdat de AOW later in gaat heeft u tijdelijk een lager inkomen. Dat hoeft geen probleem te zijn. U kunt het tijdelijke tekort aanvullen met spaargeld, of misschien gaan uw uitgaven wel omlaag.
- U gaat (periodiek-) beleggen en bouwt zo een buffer op om het AOW-gat te dichten.
Dexxi helpt u daar graag bij! Met onze rekentool kunt u uw beleggingsdoel in kaart brengen. Wanneer er veranderingen zijn in uw doelstellingen kunt u gemakkelijk wijzigingen aanbrengen in de termijn van uw beleggingen, bijstorten of onttrekken en uw risicobereidheid aanpassen.